Het is 1799, de pest tiert welig over Europa. Ook in Faro waren de mensen bang dat ze getroffen zouden worden. Dus wat deden ze? Massaal bidden en aan St. Thomas van Aquino – u kent hem wel, hij, zijn tijd ver vooruit, was de eerste (toen nog geen Sint uiteraard) die onderscheid maakte tussen geestelijke en wereldlijke macht – vragen om de ziekte toch vooral buiten de poorten te houden. Dat gebeurde! Een waar en warempel wonder! Als dank besloot Dom Francisco Gomes do Avelar, voormalig bisschop van Faro, een fraai beeld uit Italiaans wit marmer te laten maken, Thomas uitbeeldend uiteraard, om die in de nis in de Arco da Vila te plaatsen. Helaas, Smit Tak bestond nog niet en niemand speelde het klaar om het beeld boven aan de nis te krijgen, veel te zwaar. Toen er na maanden nog geen progressie geboekt was, besloot onze Dom zelf maar langs te gaan. Hij fluisterde iets in het oor van het standbeeld waarop het ding zo licht werd dat de engelen die langskwamen het konden optillen en in de nis plaatsten. Wát er gefluisterd werd zal wel altijd onbekend blijven.

Trein!
Om eens voor de nodige afwisseling te zorgen deze keer wat anders. We gaan niet op zoek naar onze innerlijke student, blijven niet plakken, geen overnachting ook. Kortom, powertrippen! En met de trein. Heel goed te doen trouwens. Het is een beetje een onbekend fenomeen voor velen, maar de trein werkt perfect in ons mooie land. Van Lissabon naar de Algarve is maar 2,5 uur, vergelijkbaar als met de auto, maar in de auto is het veel lastiger laptoppen. Bem, genoeg afgedwaald, Albufeira-Ferreiras naar Faro is met een klein half uurtje gepiept. En zo kan het dus dat we op een zonnige dag op het Largo da Estação staan, gewapend met slechts een cameratas en zonnebril.

Anders dan anders, dus goed voorbereid en met twee specifieke doelen. Het magische licht-zware beeld van Thomas bekijken, legendecheckers dat we zijn. En de Igreja do Carmo bekijken, omdat Google zegt dat daar een heuse bottenkapel te zien is. Yes! De Igreja eerst, dan is dat maar vast gedaan. Bovendien is er in de buurt van Thomas veel meer te doen.

Blinge kerk

Igreja do Carmo, foto: Nol Aders CC BY-SA 3.0

De naam dankt ze aan de Ordem dos Irmãos da Bem-Aventurada Virgem Maria do Monte Carmelo, afgekort Carmo. Karmelieten dus, en Karmelieten zijn net Franciscanen, rare jongens. Wat de Franciscanen in Évora en de Karmelieten in Faro willen laten zien met hun bottenkapellen is de vergankelijkheid van het leven. Niets is voor altijd. Niets is permanent. Dood gáán we, en met een beetje pech, of mazzel, morgen. Voor de lieve som van 1 euro mag men de kapel binnen. Vooral doen, ook als u niet van dooie monniken houdt. Het is een indrukwekkend maar ietwat macaber gezicht. Het rare gevoel van “uiteindelijk eindigen we allemaal als wat losse botjes” gaat – gelukkig? – snel voorbij bij het binnengaan van de kerk zelf.
De bottenkapellen komen dan wel overeen, maar tussen de São Francisco in Évora en de Igreja do Carmo zitten grote verschillen. De eerste is 15e-eeuws en gotisch derhalve, terwijl de laatste relatief recent is gebouwd; men is begonnen rond 1715. Bij de grote aardbeving is er flink wat stuk gegaan, de hele voorgevel stamt dan ook van ná 1755. Het interieur is overdonderend. Niet mooi, maar wel glimmend, shiny, veel goud. Zet er een setje 24 inch wielen onder, en de hele Igreja zou het goed doen in een jaren ‘00 hiphopvideo. “This pimping priestly palace is called bling by those dope mo fo’s in the know, you catching my drift?” Ook in die dagen was Portugal zijn tijd al ver vooruit, zoveel is duidelijk.

Genoeg geCarmoot. Bijna 13.30, de toeristineigenlandse dorst naar lokale wijnen is voelbaar. Tijd voor eten, drinken en Thomassen. In die volgorde.

So far so Faro
Via de Rua Filipe Alistão en de Rua Ivens gaat het richting de Jardim Manual Bivar. Maar het terras van Faaron Steakhouse zit niet vol, de dorst is groot, de botten staan nog op het netvlies, kortom een bief of ribbetjes, is nu even prioriteit número um. Een meer dan goede 2013 Quinta da Malaca tinto – niet lokaal lokaal maar lokaal genoeg, uit Silves – begeleidt een uitstekende Lombinho de Novilho Grelhado met grote garnalen en een al net zo prettige Lombinho na Pedra.
Goedkoop is anders, is de conclusie als we rekeningbekijkend de koffie en een bel Aguardente wegkiepen. Maar goed, goedkope trip per trein, niet zelf hoeven rijden, het is allemaal prima te verantwoorden. So far so Faro.

Thomas achter gaas

De Jardim Manuel Bivar is een fraai parkachtig plein – pleinachtig park? – geflankeerd door oude gebouwen waar nu de CGD, de Banco Portugal en een mega cocktailbar in huizen. Aan het einde de nauwelijks opvallende Igreja da Misericórdia. En dan ineens, bij het bekijken van het standbeeld van João de Deus, valt ons oog op een enorme poort. In de poort een nis. En in de nis een standbeeld. Als dat onze Thomas niet is! Hij is het wel, tenminste, dat denken we, als we – een touringcar ternauwernood missend – na het oversteken de poort eens goed bekijken. In de poort zelf hangt een plakkaat waarop staat dat de stad Faro Dom Francisco Gomes do Avelar hartelijk bedankt. U weet beter inmiddels, het is Thomas van Aquino die bedankt moet worden, maar vooruit. Thomas zelf moet overigens een hekwerk van kippengaas voor zich dulden, men is wellicht bang dat de engelen hem ooit weer eens naar beneden zullen brengen.

Onder Thomas doorlopend komt al snel de Igreja Sé in beeld. Dat valt tegen. Het uitzicht niet, de toren is te beklimmen, maar het gebouw zelf wel. Het lijkt een vrij recent gebouw met een soort Suske-en-Wiske-toren er tegenaan geplakt. Het grote plein is indrukwekkend, veel groter dan men zou verwachten voor een ‘stadje’ als Faro. Vroeger was alles anders natuurlijk. In de jaren nadat koning Afonso III de stad veroverde van de Moslims was Faro bepaald booming. Tussen 1520 en 1620 werden er maar liefst 4 kloosters gebouwd.

Afonso heeft natuurlijk zijn eigen Praça. Wel een beetje weggemoffeld, ergens achter de Sé, tegenover wat nu het archeologisch museum is, staat hij fier met een rare knots in de lucht te prikken. Wél een mooi deel van de stad trouwens, steegjes, pleintjes, tjokvol met terrassen, barretjes en restaurants, kortom een gezellige boel.

Trein?!
Het wordt donker. Nog een borrel in ‘O Castelo’, met schitterend uitzicht over het water, de dag doornemend en concluderend dat Faro zeker de moeite van een bezoek waard is.
Een “weet je echt zeker dat er ’s avonds nog treinen rijden hier?” maakt een abrupt einde aan wat een rustig kabbelende namiddag had moeten worden. Langs de jachthaven rennend halen we nog net de laatste trein van 20.18 naar Albufeira.